foto Louis Bart |
Daar zijn ze, opeens. Talloze aard kleurige silhouetten tegen een Azuurblauwe hemel. Maar, nog gekker, daar komen ze, in draf. Hierheen.Tientallen, twintigtallen, dertigtallen, éh honderdtallen... Niet aarzelend. Recht op een doel af lijkt het. Ben ik het doel ? Toevallig loop ik hier ook. Ik blijf van de weeromstuit perplex als aan de grond genageld staan. Het is hun grond, dat weet ik. Het is hun eten waar ik op sta, dat snap ik en nee, dat is niet kies.
Waar willen zij heen in de allerlei bruintinten als Sienna licht en gebrand, Omber naturel en Omber gebrand, Van Dijckbruin en een enkele Oxydzwart en Paynesgrijs ? De Titaanwitte en Zinkwitte vallen het meest op tegen het hemelse blauw en het aardse Azogeel gemengd met Permanentgroen licht. De goudkleurigen het minst. Een minderheidsgroepje. Sta ik soms in de weg ? Ik kijk snel om me heen. Plek zat zeg hier op de Mongoolse steppe. Ik besluit te blijven staan.
Nog in draf. De grond voel ik trillen. Ik moet glimlachen. Met z'n allen veroorzaken zij een lichte aardbeving. Dat ken ik van andere landen in Europa waar vluchtelingen aankomen. Wie is hier het meest nieuwsgierig ? Zij of ik ? Wie is hier het meest geschrokken ? Zij of ik ? Wie is hier het meest bang ? Ik niet, zeg ik. Ik steek ongeveer 1.50m boven allen uit. Ho, maar ik heb géén horens. Nee, maar wel twee armen en een stem en dat hebben ze door.
De kopgroep besluit op het laatste moment mij in het midden te laten.De rest volgt en wijkt vóór mij ook uitéén. Links en rechts van mij een golvende harige menigte, jong en oud, met oude grote horens en kleine jonge horens die net in de maak zijn. Hun geur strijkt langs mijn neus en hun geluid bereikt mijn oor. Schapen en geiten op de vlucht, zo maar, voor weet ik veel wat.
foto Louis Bart |